
Je kent dat wel. Je zit in een restaurant en stiekem luister je de tafel naast je af. Mensen met reisverhalen. Een soort van strijd wie de meest exotische plekken kan noemen. Ik moet daar altijd een beetje van overgeven in mijn mond. Tot ik er tijdens deze vakantie achter kwam, dat de dochters en ik eigenlijk hetzelfde doen.
Zo vinden wij Nîmes een kruising tussen Barcelona en Parijs. En het middeleeuwse Aigues Mortes heeft wel veel weg van Krakau en Praag. Wij hebben dan ook best wel wat afgereisd met z’n drieën.
Dit jaar is het anders. Er is namelijk een vierde reiziger aan ons gezelschap toegevoegd. Een man. De verkering. En dat is best moedig te noemen.
Het heeft zo zijn voordelen: hij rijdt ons rond, weet alle goede plekken en bovenal: hij praat graag met de locals. Zo hebben wij meer tijd om te flaneren en onze goddelijke lichamen te bruinen. Voor hem is het een extreme win-win situatie: alle aandacht, altijd iemand om mee te roken (ja, na de vakantie stoppen we echt) en last but not least: onze toch al hoogstaande culinaire capaciteiten hebben deze vakantie een buitengewone graad van perfectie bereikt.
Er hangt echter wel één klein wolkje voor de Zuid-Franse zon: hij is weleens iets kwijt of zeg maar: hij is altijd alles kwijt! Vraagt regelmatig: “Heb jij mijn beurs?” (een beurs is overigens wat wij boven de rivieren een portemonnee noemen). “Waar is mijn telefoon?” Of hij mist ineens één sandaal. Uiteindelijk komt het allemaal wel weer boven water, dus ik bemoei me er verder niet mee.
Totdat we naar de markt in Uzès gingen. Hij dronk koffie op een terras en wij kochten de beste fromages. De auto had hij tactisch buiten het centrum geparkeerd. Daar aangekomen met onze buit, vroeg hij me of ik de autosleutels had. Je raadt het al, weg! Honderd keer geprobeerd of de auto nog open was, alle tassen en zakken doorzocht. Rien!
Misschien lagen ze wel op het terras? Als wij nou even terug zouden lopen, bleef hij wel bij de auto, want z’n rug (ja, na de vakantie gaat hij echt sporten!) Tot mijn verbazing deden we dat gewoon. Niemand ging schelden, niemand gaf een ander de schuld en niemand werd chagrijnig.
We liepen terug. Het hele eind, in de bloedverziekende hitte, tussen al die mensen, met onze mondkap. En daar middenop een overvol terras lag de sleutel!
Kijk, en dat is nou nog eens een goed reisverhaal.