Jopie

De moedert heeft een nieuwe vriendin: Jopie. Het zou kunnen dat ze denkbeeldig is, want ik heb haar nog nooit ontmoet. Dat lijkt me niet aannemelijk, want zoals ze zelf altijd zegt: “Ik ben dan wel doof, maar nog niet achterlijk!” Dat klopt inderdaad als een bus, vooral dat eerste.

Jopie weet alle plekken waar je als 80plusser heen moet: op woensdagmiddag naar de Bejaardensoos om de hoek voor een drankje en levende muziek, het koffie-uurtje op dinsdag en de vrijdagmiddagborrel in de Soos beneden. Mijn moedert vindt Jopie nogal uithuizig, zelf heeft ze dat niet zo. Met andere woorden: zij komt nooit ergens.

Jopie weet van iedereen wel iets, zegt de moedert. “Ze lult nogal graag.”
“Maakt toch niet uit, ze kunnen beter over je fiets lullen dan over je lul fietsen.”
“Wat?”
“Is toch gezellig, mam.”

Jopie heeft één zoon, die komt maar één keer per week, want hij werkt. Ik hou even wijselijk mijn mond.

Vanmorgen stond Jopie aan de deur, want er was cabaret beneden in de Soos. Mijn moedert wilde daar wel kaartjes voor halen, maar ze had het zo druk dat het er niet van was gekomen. Jopie had nog wel een kaartje over!

“Nou wat leuk, moet je doen! Je haar zit goed, want je was gister nog bij de kapper.”
“Wat?”
“Dat je haar goed zit!”
“Ja vind je, nou ik kan er niets van maken.”
Ik vermoed dat Jopie een pruik heeft of een knot, voor het gemak, zodat ze zich sneller van de ene borrel naar de andere kan begeven.


“Doe je dat leuke bloesje aan, dat je met Pasen aanhad!
“Wat?”
“Die bloes van Pasen, doe die aan.”
“Nee, daar zit een vlek op.”
“Ga nou maar lekker vanmiddag, ben je er even uit!”
“Wat?”
“Dat je er dan lekker even uit bent!”
“Ik heb nog maar één vuilniszak, dus ik moet eigenlijk vuilniszakken halen.”

Of de moedert gegaan is, geen idee. Jopie wel neem ik aan. Die zit waarschijnlijk vooraan, lekker met een wijntje. Ik mag die Jopie wel. Wat zeg ik: als ik later groot ben, word ik ook een Jopie.

Punten

Een glas witte wijn is drie punten. Per dag mag je totaal 18 punten. Nou geloof me, die hele fles is dus geen optie meer. Uit nieuwsgierigheid heb ik opgezocht hoeveel punten een stuk appeltaart kost. Dat zijn er 20 en dat is dan zonder de slagroom. Die laat ik dus voorlopig even staan.

Ja, u leest het goed, ze is weer eens op dieet. Inmiddels kan ik me wel een expert noemen. Er is geen dieet dat ik nog niet heb geprobeerd. Zo was ik ooit besties met Sonja, hongerde ik mij uit met een of andere sapkuur. Het brooddieet, het alles juist weer zonder brood dieet en het kan-mij-het-schelen-ik-vreet-gewoon-alles-dieet. Die laatste werkt zeker niet kan ik u verzekeren.

Het allerbeste dieet is een scheiding, maar goed, dat doe je hooguit één keer in je leven. Tinder werkt trouwens ook best goed tegen overtollige kilo’s, maar dat vindt de verkering dan weer niet zo’n goed idee.

Dus tel ik nu punten. Nou is rekenen nooit mijn sterkste punt. Meestal cijfer ik in mijn voordeel. Maar daar is een app voor. En ik hou van apps, dus dat treft. Er zijn zelfs punten te verdienen, met water drinken bijvoorbeeld, helaas niet met wijn drinken. En is er voedsel dat nul punten kost. Nee, dat zijn niet chocola of chips, maar ei en avocado.

En natuurlijk is het zo, dat je er je beter bij voelt. Meer energie, beter slapen en van die dingen. Het gevaar bestaat dat je daar dan weer in doorslaat en zit je ineens buiten in een ijskoud bad te roepen dat het voelt als vakantie. Nou zie ik dat niet zo snel gebeuren. Ik ken mezelf en alle goede voornemens ten spijt zal het wel weer ergens mis gaan.

Hoe dit avontuur afloopt? Wie zal het zeggen. Óf ik word eindelijk die skinny-bitch. óf u ziet mij binnenkort gewoon weer op een terras met een Gin-Tonic (7 punten), een portie bitterballen (12 punten) en een schaaltje borrelnoten (6 punten). Als ik eerlijk ben klinkt dat laatste meer aannemelijk, maar voor nu zet ik nog even dapper door.

Normaal

Het wordt een keer tijd dacht ik, na een glas of wat Limoncello en plaatste mezelf op Elite Dating.

Tijd voor een normale man dacht ik. Toen was er een kismet, een bankje op het station van Utrecht en de rest is geschiedenis.

Vijf jaar verkering, maar ik wil mijn geld terug! Want ED heeft mij alles behalve een normale man gestuurd!!

Deze man kan in tegenstelling tot andere mannen wel communiceren, soms iets te goed. Dus moet ik steeds in discussie. Heel vermoeiend.

Deze man wil met mij pronken op een terras, zegt nog steeds dat hij mij mooi vindt en brengt hele fauteuils mee als verrassing. Ik vind dit niet normaal!

Hele rare gewoontes heeft hij ook: hij speelt op een orgel, die ook nog eens in zijn kamer staat. Naast Bach vindt hij iedere muziek vreselijk en heeft vaak uitspraken van ver voor de oorlog.

Nou zijn er eigenschappen die dan weer wel als normaal beschouwd kunnen worden. Hij kijkt voetbal, urenlang wielrennen en iets met auto’s die hard rijden. Hij heeft mij daar, zoals normale mannen dat doen, in eerste instantie over voorgelogen door te zeggen dat hij totaal niet van sport houdt. Nou zit daar wel een kern van waarheid in. Sport waarbij je zelf moet bewegen, daar is hij verder geen fan van.

Zoals het iedere normale man betaamt is hij natuurlijk fokking eigenwijs, belachelijk trots en weet hij niet hoe hij de dop op de tandpasta moet doen.

Nou weet ik best wel dat de garantie allang verlopen is en buiten dat, ik heb geen idee meer waar het aankoopbewijs gebleven is. En heel eerlijk: ik wil hem echt niet meer ruilen. Dat hij alles behalve doorsnee is,  daar ben ik eigenlijk voor gevallen.

Dus laat ik het maar zo, ik val ook niet bepaald onder de noemer: normale vrouw.

De Dolly

Je kunt wel stellen dat ik alles uit deze pandemie heb gehaald. Ik heb de thuiskantoortuin praktisch niet verlaten, de feestdagen keurig gevierd met alle huisgenoten plus 1 en indien nodig testen, testen en nog eens testen. Allemaal voor volk en vaderland.

Ik heb gezucht, gesteund en gezeurd over alles. Gescholden op Mark en Hugo en de Wappies. Heb mij geabonneerd op alle mogelijke streamingsdiensten en alles uitgekeken.

Daar bovenop heb ik mij op de valreep ook nog eens opgeofferd en de gevreesde Corona ondergaan. Dat was, in tegenstelling hoe ik daar anderhalf jaar geleden over dacht, zeker geen pretje. Alsof er een vrachtwagen over me was heengereden, kapot moe en daar bovenop verloor ik ook nog eens voor een dag of twee mijn normaal gesproken zeer goed smaak, dit alles in afwachting van de verlossende prik.

Nou is ieder merk prima, maar wij (de dochters en ik) hoopten enorm op de Moderna. Dit wegens Dolly Parton, die deze mede heeft gefinancierd en daarvoor diep in haar toch wel goedgevulde zakken heeft gedoken. Wij houden van Dolly, een voorbeeld van een vrijgevochten vrouw die doet wat ze wil.

Eindelijk was het zover. Ik moest me ver buiten de stadsgrenzen begeven en mij melden bij een sporthal met korfbalvelden. Ik zag het meteen, ik stond in de rij bij het bordje Moderna! Mijn hart maakte serieus een sprongetje: De Dolly!

Dat ik mij de dag erna best wel beroerd voelde, was slechts bijzaak. Ik had inmiddels wel voor hetere Covid 19 vuren gestaan.

Ik ben gevaccineerd en dat neemt niemand mij meer af! Maar wat zo gek is, anders dan wat ik heb gehoord, ik ben niet magnetisch. Nagelschaartjes en andere voorwerpen blijven niet aan mij plakken. Ook ontvang ik geen 5G berichten, dus ik denk niet dat Bill Gates me volgt. Wel hoor ik de hele tijd Jolene in mijn hoofd. Zou Dolly daarachter zitten?

De strijd tegen verveling

Fanatiek en competitie staan niet echt in mijn woordenboek. Ik liep dan wel ooit een aantal keer de 10 kilometer tijdens de marathon van Rotterdam, maar dat was omdat Lee er zong en er niets mooiers is dan finishen op de Coolsingel. En dat ik enigszins iets aan sport doe is alleen tot behoud van het goddelijk lichaam. Dus toen alles dicht moest, ging ik net als de rest van dit land in godsnaam maar wandelen.

Om een beetje een doel te hebben in dit verder vrij saaie leven, besloot ik tot het zetten van 10.000 stappen per dag, of eigenlijk liever 11.000, want dan heb je wat in voorraad als je een keer echt niet kan. En toen ineens werd ik fanatiek. Zo vond ik mezelf terug, rondjes lopend door de kamer, omdat er 9856 op de teller stond en liep ik net voor de avondklok alle galerijen van mijn flat af om nog net voor negen uur aan mijn stappen te komen.

Alsof dit allemaal nog niet erg genoeg was, kwam de Ommetje app in mijn leven. Nu zit ik dus met een aantal collega’s in een groep en nog erger: die uit 020 zijn net zo fanatiek! En zeg nou zelf, een beetje Rotterdammer laat zich niet inhalen door een paar van die Amsterdammers. Bij deze excuses aan een ieder die een appje van mij heeft gekregen dat ik weer een ommetje heb gelopen. Dit levert nou eenmaal twee punten extra op!

Ik herken mezelf totaal niet meer in dit gedrag en ik weet zeker, als straks de terrassen weer open zijn en ik moet kiezen tussen een plaatsje in de zon en een paar punten extra, de keus snel gemaakt is.

Van de week besprak ik met de eerstgeborene en de leukste de paasbrunch. Welke culinaire hoogstandjes gaan we deze keer creëren? En vooral: wat doen we verder? Hoewel ik Pasen wederom vier met mijn kleine groepje lievelingsmensen, begint dit toch ook enigszins saai te worden. We hadden ideeën als: naamkaartjes en ieder kwartier wisselen van plek, elkaar oprollen in het vloerkleed en inbreken in Blijdorp en een giraf stelen om te zien of deze in de kamer past. Dat laatste gaat helaas niet lukken, want hoe krijg je in hemelsnaam een giraf in een Toyota Yaris?

Ziehier, de verveling slaat toe. Waarschijnlijk gaan we, als alle paaseieren op zijn, een wandeling maken. Gewoon omdat dat kan. Dat dan weer wel.

Mij niet bellen

In den beginne was er ineens een antwoordapparaat. De dag dat ik die kreeg, 100 jaar geleden, was ik daar zo blij mee. Al was het alleen maar om een leuk, uitnodigend berichtje in te spreken vóór de piep. Bij thuiskomst keek ik meteen of het rode lampje knipperde en luisterde de boodschap onmiddellijk af. Daar hield dan meteen het leuke van het antwoordapparaat op, want je moest wel terugbellen. En bellen: ik haat het!

Weer iets later, zeg maar 91 jaar geleden, zat er op een terras iemand naast me te bellen met één van de eerste mobiele telefoons. Wat een uitslover vond ik dat.

En nu? Nu is mijn mobieltje vastgegroeid aan mijn hand. Natuurlijk reageer ik meteen als je me appt, mailt, instagrammed, snapt of facebookt. Hoe ging dat vroeger eigenlijk? 105 jaar geleden? Ik ging nachtenlang stiekem uit. Mijn moeder had geen idee waar ik uithing en kon mij al helemaal nooit bereiken. Wat een wonder dat ik dat allemaal heb overleefd zonder smartphone.

Hoe wisten we toen eigenlijk waar een feestje was, welke lippenstift ge-influenced werd, hoeveel vrienden je had en vooral waar keek je toen kattenfilmpjes?

Ik weet echt niet meer wanneer ik voor het eerst werd toegevoegd aan een groepsapp, maar wat een topdag moet dat geweest zijn. Contact met al die mensen tegelijk zonder dat ik iemand moest bellen. Ik hou van groepsapps. Met name in deze barre tijden. Nu je niet zoveel mensen meer ziet, moet je toch ergens je publiek vandaan halen. Vooral in onze collega-app ben ik vrij dominant aanwezig. Ik ben nog niet verwijderd, dus ik denk dat ze mij uit meelij tolereren.

En natuurlijk geldt de ongeschreven wet: “What happens in the groepsapp, stays in the groepsapp”, behalve als je in een chat zit met een fascistische semi politicus. Dan telt bovenstaande regel uiteraard niet.

Maar ik dwaal af. Mijn punt was: waarom bellen mensen nog? Bellen is hinderlijk en van ver voor de oorlog. Of nog erger: mensen die appen en vragen: “kan ik je bellen?”

Nee, mij niet bellen! Appen graag, dan ben ik namelijk op mijn leukst.

En van je hela hola

Bijna vooraan staan bij een concert, wel precies in de loop naar de bar zodat er steeds mensen met bier langs je schuiven. Je mateloos irriteren aan een groepje dat voor je staat en hun hele ziel en zaligheid stopt in het maken van selfies. En precies op het moment dat je het zat bent, begint te band te spelen en zing je elk nummer meer dan luidkeels mee alsof het hele concert er alleen maar voor jou is. Dat gevoel.

Een belachelijk drukke kroeg tijdens carnaval, waar het een half uur kost om het toilet te bereiken en je ook nog eens in een lange rij moet staan voordat je aan de beurt bent. Tijdens het wachten heb je het meest diepgaande gesprek ooit met een paar totaal onbekende vrouwen, die meteen je allerbeste vriendinnen voor het leven worden. Je zult ze nooit meer zien, alhoewel, een uur later kom je ze tegen in de volgende overvolle kroeg. Je valt hen in de armen alsof je elkaar jaren niet hebt gezien. Die omhelzing.

De volle yogales. Waar je je wederom afvraagt waarom je er bent, als je ziet hoe die skinny bitch voor je er wel geweldig uitziet als neerkijkende hond. Op weg naar huis echter, voel je toch heel even de fitgirl die al jaren in je huist. Die victorie.

In de file naar het strand, omdat het nou eenmaal in dit land maar één keer per jaar echt strandweer is en dit altijd precies valt op de dag dat iedereen vrij is. Als je dan eindelijk een plekje hebt gevonden in de mierenhoop en je op je buik ligt, dommel je weg, terwijl je stiekem de gesprekken van de strandgangers om je heen afluistert. Dat dutje.

Eerst even naar het terras voor echt maar één drankje, want daarna ga je een lange wandeling maken en die avond echt heel gezond koken. Dat ene wijntje worden er minimaal vier en het avondeten bestaat uit iets met bitterballen. Ver na negen uur loop je niet meer zo heel recht, gearmd en hard lachend met de verkering naar huis. Hem verwijtend dat hij stiekem zijn huis heeft verplaatst omdat het ineens veel verder lopen is. Die wandeling.

Zwetende mensen, aanstellerige mensen op een terras en zelfs de saaie mensen op een kringetjesverjaardag, ik mis ze. Ik mis ze wegens het korte geluksgevoel dat ze mij bezorgen met hun gedrag. Maar zoals de oude carnavalskraker zegt: “Houd er den moed maar in”.

Stemmig kijken

Ik prijs mij zeer gelukkig. Ik ben geen zorgmedewerker, geen horecaondernemer of pakketbezorger. Ben nog niet besmet, heb geen onderliggend lijden en ben niet een man met morbide obesitas. Ook ben ik niet onder de dertig en al zoveel op stap geweest dat ik daar nog wel even op kan teren. Gelukkig ben ik geen supermarktmedewerker, die de hele dag buiten moet staan om karretjes te reinigen en tegelijkertijd ervoor moet zorgen dat Boomers zich aan de regels houden.

Ik behoor tot de groep mensen, die al sinds maart in pyjama naar het werk gaan en vaker een mondkapje draagt dan een BH. Die de zin: “je microfoon staat niet aan!” net zo vaak heeft uitgesproken als naar haar hoofd is geslingerd. Die sinds maart al niet meer in de file heeft gestaan of zichzelf in een overvolle, vertraagde trein heeft gepropt en bijna is vergeten hoe het voelt om een metro te moeten missen omdat niemand er meer bij past.

En heel eerlijk: het bevalt me allemaal wel. Met kerst maar 3 mensen? Heerlijk toch! Dan is het maar meteen voor iedereen duidelijk wie je drie lievelingsmensen zijn. Dat er pas op acht januari begonnen wordt met vaccineren, duurt voor heel veel mensen te lang. Maar voor onze groep is dat een cadeautje. Dat betekent: dit jaar geen ongemakkelijke nieuwjaarswensen meer. Geen drie zoenen van die collega die zoveel aftershave op heeft dat je daar de hele dag naar blijft ruiken. En zelfs al zou je iemand onverhoopt tegen het lijf lopen: helaas, een elleboog is alles wat ik te bieden heb.

Daarom ga ik eigenlijk al sinds maart als een zeer gelukkig mens door het leven, ware het niet, dat het natuurlijk heel lullig (en dat is nog mild uitgedrukt) is voor de rest. Zo lullig dat je het niet kunt maken om breed glimlachend rond te lopen. Dus heb ik mij geoefend in het stemmig kijken. Stemmig kijken en bij tijd en wijle een beetje mee klagen voor de vorm.

Hoe dan ook, genoeg is wel een keer genoeg. Dus als het dan eindelijk zo ver is: spuit mij dan maar vol!

Adoratie

Als de verkering deze titel leest, denkt hij uiteraard dat dit stukje over hem gaat. Dat is zeker niet zo. Deze totale verafgoding slaat niet op hem. In dat geval had ik wel zijn poster aan de muur.

Deze onvoorwaardelijke liefde is begonnen toen ik 14 was en duurt nog steeds. Kort geleden kon ik het pas aan om zijn laatste muziek te beluisteren. En dat deed echt pijn. Lach me maar uit, deze verafgoding is echt en gaat nooit meer over.

Nu weet ik dat ik niet de enige ben, er zijn meer mensen met zo’n rare afwijking. Alleen sinds deze week begrijp ik, dat blijkbaar ook onze minister president zo hartstochtelijk wordt geadoreerd. Al die fans die onder het torentje stonden te schreeuwen en te fluiten. Ik snap dat wel. Als mijn held Bowie een toespraak had gehouden, was ik daar ook gaan staan. Alles om zo dichtbij mogelijk bij mijn grote idool te kunnen zijn.

Het maakt dan bijna niet uit wat hij zegt of wie het gescript heeft. Ieder woord, iedere zucht, elke beweging voelt alsof hij dit speciaal voor jou doet.

Toch leuk voor Mark. Dan kan hij straks, als er weer cultuur is, meteen het Ziggodome of beter nog, de Kuip afhuren om deze fans allemaal toe te spreken. Als ik hem was zou ik ook overwegen om te gaan zingen. Tekstschrijvers genoeg die nummers voor hem kunnen maken met titels als: “Het is geen griep”, “Alles naar de klote” en natuurlijk het nu al legendarische kassucces: “Je moet gewoon je bek houden”. Grote hits zullen dat worden. Irma in het achtergrondkoor, succes verzekerd!

Mark als nieuwe rockster. Steevast verzekerd van een grote schare bewonderaars, die iedere dag opnieuw, weer en wind trotserend, zijn naam roepen op het Malieveld. Dit alles in totale adoratie. Wat zijn dit toch heerlijke tijden.

Rolmodel

Mijn rolmodel was Melanie Griffith in de jaren’80 filmklassieker ‘Working girl’. Daarin speelde zij een secretaresse, haar baas brak een been, zij nam de boel over en redde het bedrijf van de ondergang. Alvorens ze deze klus op zich nam ging ze eerst naar de kapper voor een nieuwe coupe en kocht een paar mantelpakjes. Blijkbaar hoorde dat zo. Dus ik heb heel lang gewacht in een mantelpakje tot een baas een been brak. Uiteraard is dit bij mij niet gebeurd. Waarschijnlijk had ik het anders aan moeten pakken, maar er was geen voorbeeld.

Daar waar ik opgroeide, waren alle moeders thuis. Mijn moeder met haar parttime baantje in de bruidsmode was al een grote uitzondering. Dus droomden wij van een leven als stewardess, kleuterjuf of dierenartsassistente. Uiteindelijk zouden we toch trouwen en kinderen krijgen.

En nu is daar ineens een echt rolmodel. Een vrouw in zo’n beetje de hoogste functie denkbaar. Ze vertegenwoordigt meteen drie groepen, die we blijkbaar nog steeds een minderheid noemen. Het is jammer dat ze niet lesbisch is, dan was er meteen nog een groep gecoverd. Ach ja, je weet maar nooit: wat niet is kan nog komen.

Wij vrouwen, mijzelf meegerekend, weten het allemaal heel goed als we schreeuwen om ongelijkheid en het glazen plafond. Dit alles geheel terecht uiteraard. Maar eigenlijk hebben we het ook wel aan ons zelf te danken, want diep van binnen zijn we gewoon een beetje lui. De helft van alle vrouwen in Nederland is niet financieel onafhankelijk. Blijkbaar vindt die helft nog steeds dat het moederschap het hoogst haalbare is en het doen van de was aan niemand anders kan worden overgelaten. Met smoesjes als: geen plek in de opvang, de man heeft een carrière en vooral het is zo zielig voor de kinderzieltjes.

Nu hoeven we echt niet allemaal ineens vice president te worden, maar om nou te gaan wachten tot de man het vlees komt snijden is toch echt niet meer van deze tijd. Als we niet zelf een rolmodel zijn, zullen onze kinderen ook nooit ‘Working girls’ worden.